Actueel

Mayke Nas, de Beatles en alleen maar wrijfgeluiden

Mayke Nas

Aanstaande dinsdag, 31 januari, spelen we weer in Felix Meritis. Dit keer heet het programma Dat doe je niet met een muziekinstrument. Met krassende violen, kloppende piano’s en andere instrumenten die op onorthodoxe wijzen worden bespeeld, zullen we laten zien dat hele fascinerende en mooie muziek gecomponeerd wordt.

Een van de componisten op het programma is Mayke Nas. Naar aanleiding van een mailwisseling, waarin ze aangaf geïnspireerd te zijn door de Beatles, vroegen we haar waar die inspiratie vandaan kwam:

“Muzikaal herkenbaar zijn de liedjes van de Beatles niet direct voor luisteraar noch speler denk ik. De eerste prikkel voor mij was de jaloersmakende experimenteerdrift, de ‘Spielfreude’, de lol van het maken die het White Album uitstraalt. Alles mag, alles kan. Dus ben ik met alles wat voorhanden was de vleugel ingedoken om te kijken welke geluiden er te vinden waren.

Overigens had ik eigenlijk een opdracht om een stuk voor fluit, klarinet, viool, cello, piano en slagwerk te maken voor het Canadese ensemble Continuum, maar ik was zo vol van the White Album dat ik frank & vrij & vrolijk een geheel andere route ben ingeslagen…

Vervolgens ben ik lijstjes aan gaan leggen met ‘wrijfgeluiden’, ‘krasgeluiden’, ‘trekgeluiden’, duwgeluiden’, glijgeluiden’ etc. Per deeltje heb ik geprobeerd maar één speelmethode te gebruiken, maar er zijn enige inconsequenties te vinden voor wie kritisch zoekt… (Tussen haakjes de nummers van de Beatles die als inspiratie dienden):

Doc, it’s only a scratch – part 1 & 2  (Rocky Raccoon) = alleen krasgeluiden 

What have you done? (Sexy Sadie) = alleen plukgeluiden 

Take it easy / (Everybody’s Got Something To Hide) = alleen geslagen geluiden 

Oh yeah = (Happiness Is A Warm Gun) = alleen wrijfgeluiden

De meeste deeltjes zijn begonnen met simpelweg meespelen met het liedje, maar zodra ik een eerste basis had ben ik verder mijn eigen weg gegaan. In het geval van Sexy Sadie en Happiness is a Warm Gun schemeren daar niet het ritme of het tempo, maar de tonen en harmonieën van de oorspronkelijke liedjes doorheen.

Wat de pingpongballen betreft… ik was natuurlijk op weg naar een deeltje met alleen maar stuitergeluiden (ik ben ook met tennis- en stuiterballen in de weer geweest…), maar uiteindelijk kwam ik erachter – bijna per ongeluk, zoals meestal de wonderlijkste dingen ontstaan – dat er een veel groter en mooier scala aan wrijfgeluiden te vinden was met pingpongballetjes.”

Dankjewel Mayke. Meer weten over deze bijzonder componist? Bezoek ook haar website.

Voor meer informatie over het concert en kaarten kan je terecht op de website van Felix Meritis.

Deel 1 van een stuk voor 12 handen, van de Nederlandse componiste Mayke Nas. Hier uitgevoerd door leden van het pianistencollectief, in de serie stadhuisconcerten Weesp.

In voorbereiding op vanmiddag

For Bunita Marcus (75’) (1985)
Morton Feldman (1926 – 1987)
John Snijders – Piano

Bunita Marcus leerde Feldman in 1976 kennen als compositiestudente in Buffalo, waarna ze negen jaar lang een verhouding hadden.

E-volved Cultures
2005 – 2012 
Driessens & Verstappen
(met dank aan Galerie VOUS ETES ICI)

Het organische groeiproces in het werk van Driessens & Verstappen doet denken aan de klankevolutie en kleine versnellingen en vervormingen in de muziek van Feldman. Sacha Bronwasser van de Volkskrant beschreef het werk als een “digitale beeld-kweekvijver”, “(de kunstenaars) laden een paar eenvoudige gegevens in de computer en laten die vervolgens volgens een evolutieprincipe groeien. De sterkste data overleven de anderen, groeien door en vermenigvuldigen zich. Dat leidt tot een projectie van schimmelachtige structuren, die er natuurlijk en tegelijk heel kunstmatig uit zien.”

Het Ives Ensemble speelt de beste moderne kamermuziek in de meest pure vorm in Amsterdam en ver daarbuiten. Met de eigenzinnige Amerikaanse componist Charles Ives als naamgever zoekt het ensemble steeds naar nieuwe klanken. Met één been in de 20e eeuw, één been in de 21e eeuw en met ogen en oren gericht op de 22e eeuw speelt het ensemble muziek voor de toekomst.

In 2012 speelt het Ives Ensemble op zes zondagen muziek van belangrijke naoorlogse componisten in de prachtige kerk De Duif in Amsterdam. Bij ieder concert is (media)kunst van gerenommeerde hedendaagse kunstenaars te zien uit de collectie van het Nederlands Instituut voor Mediakunst. Het volgende concert in deze reeks in De Duif is op zondag 26 februari met muziek van John Cage.

Partners: Nederlands Instituut voor Mediakunst, Non-fiction, Stadsherstel Amsterdam N.V.

Nieuwe muziek en beeldende kunst in De Duif

In 2012 speelt het Ives Ensemble op zes zondagen muziek van belangrijke naoorlogse componisten in de prachtige kerk De Duif in Amsterdam. Bij ieder concert is (video)kunst van gerenommeerde hedendaagse kunstenaars te zien.

Ontmoet musici en kunstenaars, geniet van een eeuwenoude plek en ontdek de heilzame eenvoud van tijdloze kunst.

De eerste editie is op zondag 22 januari aanstaande, van 16:00 tot 18:00. Oprichter van het Ives Ensemble John Snijders speelt Morton Feldmans 75-minuten durende pianostuk “For Bunita Marcus”.

Het optreden zal gecombineerd worden met een korte introductie, het werk ”E-volved Cultures” van het Nederlandse kunstduo Driessens & Verstappen – met dank aan Galerie Vous Etes Ici – en een informeel gesprek tussen de kunstenaars en het publiek én een borrel na afloop van het concert.

We nodigen u allen van harte uit voor een beeldschone en serene zondagmiddag. Laat eventueel via Facebook weten of u komt.

Wanneer: Zondag 22 januari

Tijd: 16:00 – 18:00 uur

Waar: De Duif, Prinsengracht 756

Toegang is slechts 5 euro.  

Partners: Non-fiction, Nederlands Instituut voor Mediakunst, Pianospeciaalzaak Koot, Stadsherstel Amsterdam

Kerk De Duif in Amsterdam


Concert: Morton Feldman ‘Piano, violin, viola, cello’

Ives Ensemble
Piano, violin, viola, cello
15 november 2011 / 20.15 uur / Felix Meritis, Amsterdam
Serie Nieuws van het Front

Programma
Morton Feldman (1926-1987) Piano, violin, viola, cello (1987)

Ives Ensemble
John Snijders piano
Josje ter Haar viool
Ruben Sanderse altviool
Job ter Haar cello

Om 19 uur is er de mogelijkheid aan te schuiven bij het ensemble voor soep, brood en een glas wijn voor 7,50 euro (reserveringen via Facebook of info@ives-ensemble.nl). Musicoloog Melle Kromhout zal een kort betoog houden over ‘klank & Morton Feldman’. Let op: er is slechts een beperkt aantal plaatsen beschikbaar voor het diner.
Na afloop van het concert vindt in de foyer een gesprek plaats tussen John Snijders en schilder Steven Aalders o.a. over Feldman en zijn relatie met de beeldende kunst.

Morton Feldman
Morton Feldman werd op 12 januari 1926 in New York City geboren. Op twaalfjarige leeftijd studeerde hij piano bij Madame Maurina-Press, zelf een leerlinge van Busoni. In 1950 vond Feldmans tot dan toe belangrijkste ontmoeting plaats, die met John Cage. Daarmee begon een artistieke vriendschap die van enorme betekenis zou zijn voor de Amerikaanse muziek in de jaren ’50. Vooral onder invloed van schilders als Mark Rothko, Philip Guston, Franz Kline, Jackson Pollock en Robert Rauschenberg kwam Feldman ertoe zijn eigen klankwereld te zoeken, een directer, lichamelijker klankwereld dan er tot dusverre bestond; maar ook een taal die betrekking heeft op het non-figuratieve, ‘naamloze’ aspect van de abstract-expressionistische beeldende kunst. Vanaf het eind van de jaren ’70 begonnen zijn composities sterk in lengte toe te nemen, zozeer dat een uitvoering van het Tweede Strijkkwartet wel vijf uur in beslag neemt. Op 3 september 1987 overleed hij, 61 jaar oud, in zijn huis in Buffalo.

Misschien is het omdat ik joods ben, het christelijke standpunt is dat god er eerst was en daarna de wereld, terwijl het joodse standpunt bijna lijkt te zijn dat het universum er is om god mogelijk te maken. Het is een beetje anders. Met andere woorden, ik schep geen muziek, die is er al, en ik heb een conversatie met mijn materiaal, zie je. Ik ben niet zoals Stockhausen: “Hier, vrienden, ik geef jullie…”. Hij is een groot man, zoals Schweitzer, hij speelt orgel, hij speelt Bach op het orgel voor de wilden in Afrika. Ik heb dat gevoel niet. Weet je, er is een hele grappige conversatie. Stockhausen vroeg me naar mijn geheim, “wat is je geheim?” En ik zei, “ik heb geen geheim, maar als ik een standpunt heb, dan is het dat klanken net als mensen zijn, en als je ze duwt duwen ze terug. Dus als ik een geheim heb is het: duw je klanken niet.” Karlheinz leunt naar me toe en zegt: “niet eens een beetje?” [Give my Regards to Eighth Street pag 157]

Ik had een les op straat van Varèse, één les op straat, het duurde een halve minuut en het maakte een orkestrator van me. Hij zei, “wat ben je nu aan het schrijven, Morton?” Ik vertelde het hem. Hij zei, “Zorg ervoor dat je denkt aan de tijd die het nodig heeft om van het podium bij het publiek te komen. Laat me weten wanneer je een uitvoering krijgt, ik wil het graag horen.” En hij liep weer verder. Dat was mijn ene les, het duurde een ogenblik en ik begon, ik was ongeveer zeventien toen ik hem kende, en vanaf toen begon ik te luisteren. [Give my Regards to Eighth Street pag 170]

In het stuk van vanavond (Piano, violin, viola, cello) zal het je opvallen dat de strijkers zich heel vaak in dezelfde muzikale ruimte bevinden als de piano en dat idee kreeg ik eigenlijk, maar om hele andere redenen, van Ives. Het is ongelofelijk hoe bij Ives alles op elkaar gepropt zit en je toch heel helder alle stemmen in diezelfde ruimte kan horen en daar was ik altijd heel erg in geïnteresseerd. Ik denk niet dat het per se komt door zijn instrumentatie maar dat de collage-achtigheid van het materiaal het zo helder maakt. Maar het feit dat het allemaal in dezelfde ruimte gebeurt interesseert me. En recentelijk, de laatste vier of vijf jaar, ben in geïnteresseerd in het continu zetten van alle dingen in dezelfde ruimte, met name op zo’n manier dat als de pianist een centrale c speelt en de altviool speelt een schaduw centrale c als flageolet, ze niets met elkaar gemeen hebben. Ze klinken niet eens als c’s. De ene is slap en kaal en de andere is vol met bloed. Ik bedoel, het zijn verschillende werelden en ik wil het niet eens een klankkleurverschil noemen. Het is een dramatisch verschil. Toevallig blijken ze dezelfde toon te zijn maar dat zegt helemaal niets. [Morton Feldman in Middelburg pag 870]

In het begin was me helemaal niet bewust van de technische mogelijkheden van de langere stukken. Het enige dat ik merkte was dat ik begon geen dingen over de maatstreep heen te binden zodat de maten zelf flexibel zouden zijn als, en wanneer ik ze zou willen uitwisselen. Dat is het enige dat ik merkte. Maar de algemene term voor het stuk dat ik voor het Xenakis Ensemble schreef (Piano, violin, viola, cello) is “een rondo van alles”. Wat iets anders is dan een Duitse expressionistische montagefilm, komend, gaand, alle belangrijke gebeurtenissen voorgesteld in collagevorm. Het is een rondo van alles, alles wordt hergebruikt, komt terug. Vaak komt het terug maar een beetje veranderd en dat klinkt heel vreemd. Omdat je voelt dat het de foute noten zijn. Het gefixeerde register van de tonen, het is als een stempel en dan wordt het stempel een beetje vaag omdat je de noten anders hoort als ze terugkomen. Ze komen niet terug met veranderd materiaal, er is gewoon iets eigenaardigs met ze. [Morton Feldman in Middelburg pag 592]

In het stuk dat jullie gaan horen was het de eerste keer in jaren dat ik veel noten schreef op de C-snaar van een instrument. Ik bedoel een soort van hergeboorte van de altvioolklank helemaal onderaan in de eerste positie, een herboren cellogeluid en ik had het jarenlang vermeden – maar het is geweldig. [Morton Feldman in Middelburg pag 774]

Het stuk had een totaal nieuwe set voorwaarden voor me in het gebruik van instrumenten die ik al mijn hele leven gebruikte. Je zal horen dat de cello laag en sonoor is en dat er niet zoveel hoge noten en dingen zijn. Ik was bewust aan het werken met andere akoestische parameters voor de instrumenten en ik stelde me bewust voor nieuwe problemen, nieuwe problemen waar ik een soort van vooroordeel tegen zou hebben kunnen gehad. Ik had altijd een vooroordeel tegen die lage cello en dan de volgende noot die twee oktaven hoger is, zoals bij Debussy. Hij is gek op die sprong van twee oktaven die zo’n prachtige ingevulde klank geeft. Nu hou ik wel van dat homogene ingevulde maar ik moest het zelf ontdekken… Het is nog steeds geen conventioneel geluid. Ik wil niet doen alsof ik het geheim ga vinden om opnieuw Haydn te kunnen schrijven. Daar heb ik het niet over. Ik heb het over het je bevinden in een conventionele ruimte en die aanpassen en het behandelen alsof het helemaal niet conventioneel is en over wat ik kan doen binnen deze conventionele ruimte. [Morton Feldman in Middelburg pag 742]

(vraag uit het publiek: “hoeveel verantwoordelijkheid zou u denken heeft de componist tegenover zijn publiek?”)

Geen enkele. Waarom? Omdat als je niet het morele geweten hebt, als het ware, als je niet de menselijkheid bezit, zie je, wat voor zin heeft het dan? Wat voor zin heeft het om het publiek te manipuleren, om een brief te schrijven zoals Gluck, “ik wil muziek schrijven alsof ik middenin het publiek zit.” Alle reacties zie je, alles. Een heleboel van dat spul was eigenlijk publieksmanipulatie. Dat ze niet noodzakelijkerwijs bezig waren met het ontvouwen van tijd maar met timing, op een manier die de juiste reactie van het publiek geeft. Daar is verder niets mis mee. Pas geleden zei ik tegen iemand “we hebben genoeg muziek.Als we de komende vijf jaar geen muziek zullen hebben is dat prima. Wat we niet hebben is genoeg publiek. Ik ben heel erg geïnteresseerd in publiek en ik ben heel erg geïnteresseerd in een nieuw publiek. Ik ben niet langer geïnteresseerd in een publiek dat wil horen wat ze al gehoord hebben. Dat is geen welopgeleid publiek. En staan op interesse, (je vraagt tenslotte om interesse, je vraagt niet aan iemand om een volwassenencursus te nemen) betekent niet dat de muziek elitair is. Ik ben een New Yorker en voor een New Yorker is het onmogelijk elitair te zijn.

Je weet nooit wie of wat het publiek is. Dit is een waargebeurd verhaal. Het lijkt alsof ik het ter plekke verzin maar het is echt waar en gedocumenteerd. Ik had een conversatie met mijn leraar. Zijn naam was Stefan Wolpe, een geweldige man. En Stefan kwam uit de Weimarrepublik van de jaren ’20. Hij was marxist en had een studio in wat toen een van de meest proletarische straten van New York was. Het was op 14th Street en Sixth Avenue. En ik bracht een nieuw stuk met me mee en hij zei “Morton, het is zo esoterisch, je bent zo esoterisch. Is er niet zoiets als de gewone man op straat?” En we kijken naar beneden en wie loopt er over 14th Street en Sixth Avenue? Jackson Pollock. De gewone man op straat. Jackson Pollock was de gewone man op straat en hij was gek op mijn muziek. Een heleboel mensen hebben er problemen mee, En een heleboel mensen hebben er geen problemen mee. Wat interessant is van moderne muziek is dat als niemand ervan houdt je het toch niet kan tegenhouden. Ze blijven er maar tegen protesteren en op schelden. […] Het publiek. Groot, groot probleem. Ik bedoel, als je opgroeit met het idee dat er een publiek is, als je opgroeit om te zeggen “wie wil er muziek schrijven als er geen publiek is?”, dan heeft muziek je helemaal niet nodig. Als jij publiek nodig hebt om te componeren hebben we je niet nodig. […] De enige manier om van het publiek af te komen is om ze van je te vervreemden. En voor het eerst volgde ik een koers zonder dat er artistieke problemen waren die ik moest oplossen. Het was een sociaal probleem en ik loste het op door alleen maar voor goede vrienden te schrijven en deze vrienden bleken tot de beste musici ter wereld te behoren dus ik nam daar in ieder geval geen risico’s. Ik wilde af van de musicus. De musicus is een groot probleem, ze dicteren de smaak, ze dicteren hoeveel ze kunnen repeteren, hoeveel ze willen repeteren. Ze willen dingen spelen waarmee ze kunnen schitteren. Ze zijn niet per se zo op de hand van de componist. Dus ik denk niet meer aan de uitvoerder. Ik denk alleen aan een paar mensen die ik de afgelopen vijfendertig jaar heb gekend. Ze zijn gek op mijn muziek en spelen het prachtig. OK, dat probleem is opgelost.

Het volgende probleem is het hele idee van wat de echte lengte van een stuk is. Als je echt een stuk wilt schrijven en je wilt niet aan het publiek denken en je wilt niet aan de uitvoerder denken, hoe lang is het stuk dan? Als je niet de onbewuste programmering hebt dat een kant van een grammofoonplaat twintig tot vijfentwintig minuten is, hoe lang kan het stuk dan zijn? Dat was de kant die ik opging en mijn stukkken werden een uur, anderhalf uur, en ik schreef een strijkkwartet dat een uur en veertig minuten was. En we vonden dit geweldige kwartet om het te spelen in Californië. Het hele stuk lang was het stil. Het was nooit stil tijdens een stuk van twintig minuten van me. Ik vermoed dat ze dachten dat het een soort mediagebeurtenis was. Het was een uur en veertig minuten en ik kreeg een staande ovatie. Ze hebben me verteld dat ik met hetzelfde stuk een staande ovatie had in Venetië een jaar geleden. En nu in Toronto gaat mijn nieuwe strijkkwartet en dat duurt twee en een half uur… En ik merkte dat hoe langer mijn stukken werden, ik een nieuw publiek ontwikkelde. Voor wat voor reden dan ook. Er lijkt geen probleem te zijn met het feit dat het anderhalf uur duurt en zo. En ik denk dat deze stukken een nieuw soort publiek zullen gaan ontwikkelen, een publiek dat luistert, dat wil luisteren en dat het nodig heeft om te luisteren. De afgelopen vijfentwintig jaar hadden we het Publiek met hoofdletter P, nu hebben we het publiek met kleine letter p, en ze hebben het nodig. Dat was een formule waarmee ik helemaal bij toeval een nieuw publiek kreeg, terwijl ik alleen maar het oude publiek kwijt wilde. (uit een lezing in Johannesburg, Zuid Afrika, augustus 1983)

Download het volledige programmboekje in pdf.

Maak kennis met de musici: John

Vijf vragen aan leden van het Ives Ensemble ter kennismaking. Deze keer: John Snijders.

Wat is je eerste herinnering aan muziek?

Mijn vroegste herinnering (denk ik) is er niet een waarvan je zou denken dat iemand er beroepsmusicus van zou willen worden. Mijn ouders hadden een grammofoonplaat met opera aria’s gezongen door Enrico Caruso. Ik was als 4-jarige zo enorm bang voor het portret van de zanger (staande in een of andere deuropening) op de platenhoes dat als mijn vader de plaat opzette ik onder het uitroepen van “niet die meneer die thuis is!” onder het bed van mijn ouders vluchtte en wachtte tot de plaat klaar was. Blijkbaar is het toch nog wel goed gekomen en is het enige gevolg van dit trauma een niet al te grote interesse in Italiaanse opera.

Welk(e) instrument(en) bespeel je?

Behalve piano bespeel ik celesta, harmonium, fortepiano, synthesizer, orgel (hoewel mijn pedaaltechniek nooit om over naar huis te schrijven is geweest) en eigenlijk ongeveer alles met toetsen, behalve accordeon.

Welk stuk of welke componist speel je het liefst?

Dat is een vraag die eigenlijk iedere dag een ander antwoord zal krijgen. Het ligt niet alleen aan mijn bui, maar ook aan de situatie. Thuis speel ik veel muziek die ik niet zo gauw in het openbaar zou uitvoeren, niet omdat ik dat niet zou willen, maar omdat het niet zo erg past binnen het repertoire dat ik doorgaans met het ensemble speel. Chopin, Beethoven, Schumann, Ravel, Poulenc zijn veel langskomende namen op de lessenaar van mijn vleugel. Met het ensemble zijn het Feldman, Cage, Barry, Ives die ik graag vaak zou willen uitvoeren. Gelukkig zijn we in de omstandigheid dit met grote regelmaat te doen.

Wat is er leuk aan het spelen in het Ives Ensemble?

Het spelen van muziek waarvan ikzelf denk dat het heel erg nodig is om zoveel mogelijk mensen ermee in aanraking te laten komen, omdat ik vind dat tot het allermooiste behoort dat er in de laatste decennia is gemaakt. Als programmeur van het ensemble heb ik natuurlijk wel het voordeel dat ik een grote mate van zeggenschap heb over de te spelen werken en ik probeer dat zo consciëntieus mogelijk te doen. Verder vind ik het samen werken aan composities zonder tussenkomst van een dirigent een hele mooie manier van het ontwikkelen van een interpretatie. Je wordt gedwongen nog beter naar elkaar te luisteren, tijdens het spelen en bij de gesprekken onder repetities, en het zorgt voor een hele hechte manier van spelen. Natuurlijk wordt dit nog versterkt door het feit dat de meeste spelers van het ensemble elkaar al sinds hun conservatoriumstudie kennen en al die jaren samen zijn blijven spelen.

Waar lig je wakker van?

Hoewel ik doorgaans geen problemen heb om in slaap te komen zijn er zeker een aantal zaken die me grote zorgen baren: de grove, ongemanierde, neoliberale wijze waarop er op het moment in Nederland over cultuur (en onderwijs, en wetenschap, en zorg, en milieu) wordt gesproken en de wijze waarop de huidige politieke machthebbers cultuur bewust in een kwaad daglicht probeert te plaatsen. Het dédain waarmee de kunst bejegend wordt, gekoppeld aan het feit dat de overige partijen aan alle kanten van het politieke spectrum geen enkele interesse voor cultuur lijken te hebben, wellicht omdat er nauwelijks stemmen mee te scoren zijn. De verbaasde, ontzette blik waarmee vanuit het buitenland naar de veranderingen in ons land wordt gekeken spreekt boekdelen. Cultuurvernietiging door desinteresse is misschien nog wel erger dan door overtuiging. Tegen overtuiging valt te vechten, tegen desinteresse niet.

Toch lijkt het me in niemands belang op te geven. Ik spendeer menig uur aan het denken over mogelijke wegen en oplossingen waardoor niet alleen het Ives Ensemble, niet alleen de muzieksector, maar het hele culturele leven iets terug kan krijgen van de essentiële rol die het in iedere zichzelf respecterende samenleving zou moeten hebben.

tumblr_lswqoy2j7W1qcjhni

Morton Feldman (1926-1987)

Piano, Violin, Viola, Cello (1987)

Cello – Job Ter Haar
Piano – John Snijders
Viola – Ruben Sanderse
Violin – Josje Ter Haar

Opname 3 & 4 februari, 1994 in Sendesaal, HR, Frankfurt, Duitsland by Udo Wüstendörfer, Hessischer Rundfunk

Hat Hut Records – hatART CD 6158
Uitverkocht

Maak kennis met de musici: Reinier

Vijf vragen aan leden van het Ives Ensemble ter kennismaking. Deze keer: Reinier van Houdt.

Reinier van Houdt

Wat is je eerste herinnering aan muziek?

Ergens in een ver verleden kroop ik rond over een blauwe vloerbedekking temidden van de klanken van Debussy’s arabesques, gespeeld op een oude oostduitse piano door mijn moeder. Het was alsof de muziek de zon in de kamer was die de atmosfeer zichtbaar maakte.

Welk(e) instrument(en) bespeel je?

Alhoewel ik nooit op pianoles heb gewild speel ik de piano, nog altijd meer en meer op mijn eigen manier. Ik ben gefascineerd door een klank die de atmosfeer bijna tastbaar maakt, kortom door de breking van de klank door het medium waar die zich doorheen beweegt, zij het een lichaam, een instrument of de atmosfeer. Ik houd van opnames waarin ik mezelf niet meer kan herkennen, waarin de klanken moeilijk te identificeren zijn qua herkomst en procédé, kortom door het ontstaan van afwijkingen in plaats van identiteiten. Met mijn spel wil ik altijd – enigszins kinderachtig – een ironische lange neus naar de digitale wereld maken. Muziek is niet terug te voeren tot één partituur, tien vingers of de quasi eeuwigheid van ronde of binaire geluidsdragers. Ik probeer Busoni’s motto tot het mijne te maken : “alles is transcriptie… het is de taak van de muzikant de muziek in de zwevende staat te herstellen waarin de componist die aantrof.” Daarnaast fascineert mij de wiskunde en wetmatigheden van klanken. Het bracht me van de radio en buizenversterker naar de synthesizer en de schoonheid van haar analoge elektronische circuits – naar de nog grotere schitter ze dingen te laten doen waar ze niet voor gemaakt zijn. Tot slot geeft het indiaas harmonium mij het exclusieve gevoel een blazer te zijn en dat ik met die extra adem nog meer in het binnenste van een klank in beweging kan brengen.

Welk stuk of welke componist speel je het liefst?

De muziek die ik het liefst speel is de muziek die ik in de toekomst zal spelen. In dit geval is dat hopelijk een onmogelijk gedachte pianocompositie van de briljante Fluxus-pionier Walter Marchetti, de grote pianocyclus Music and the mind of the world van Tony Conrad van Dream Syndicate en tenslotte een samenwerking met David Tibet van Current 93. En natuurlijk – het is een cliché, maar helemaal waar – Johann Sebastian Bach… gisteren, vandaag en morgen weer.

Wat is er leuk aan het spelen in het Ives Ensemble?

Nieuwe muziek voorziet in de noodzaak je uiteen te zetten met de tijd en doet dat op een speelse en utopische manier: nieuwe manieren van musiceren, luisteren en samenwerken komen samen in een regelrecht sociaal – maar evengoed zeer persoonlijk experiment waarin het het raadsel van het bestaan in het spel wordt gebracht.

Waar lig je wakker van?

Ik kan wakker liggen van alles – zelfs van niets. Het eind van een dag moet op een of andere manier iets meer zijn dan moe zijn.

http://www.youtube.com/watch?v=FmVS

This Friday, we will play Luc Ferrari’s ‘A la recherche du rythme perdu’ in our new series News from the Front. Here is a brief description of this piece, and a clip from YouTube:

‘“It is a rather complex affair, if, as the title suggests, one gives the matter a minute’s thought. First came in 1972 a composition entitled ‘Programme commun pour clavecin et bande magnétique’ (Common programme for harpsichord and tape) created and played many times by Elisabeth Chojnacka. Then, in 1978, the same tape was used for another score entitled ‘A la recherche du rythme perdu’ (Searching for the lost rhythm) for piano, percussion and tape, which was always played without percussion. Last came in 1989 this recording that profits by the active participation of a tambourine player (this instrument takes the percussion role). This ‘rocambolesque’ story tells the interesting adventure (thus the title: Reflection on writing) of a score and a magnetic tape that gave birth to several ‘compostions’. ’A la recherche du rhythme perdu’ is truly linked to oral tradition, i. e. speech replaces writing. And even though the code still exists, it isn’t there anymore to point to the score, but rather as an appeal to musical intuition. The same for the rhythm – a body becomes animated with a rhythmic reality through all those slight variations which do not appear in the score. This is what the title points to. As for the sound and the story it tells, it’s up to the listener to find his way.’

(Source: Luc Ferrari ‘A la recherche du rythme perdu’.)