Actueel

Maak kennis met de musici: Arnold

Vijf vragen aan leden van het Ives Ensemble ter kennismaking. Deze keer: Arnold Marinissen

Wat is je eerste herinnering aan muziek?

De langspeelplaten van mijn ouders: het tweede pianoconcert van Rachmaninov, liedjes van Jacques Brel. En mijn vader die Yellow Submarine floot.

Welk(e) instrument(en) bespeel je?

Slagwerk

Welk stuk of welke componist speel je het liefst?

Sinds mijn tijd op het Koninklijk Conservatorium in Den Haag is er een innige band gegroeid met het werk en de denkwereld van John Cage. De manier waarop hij altijd weer ruimte wist te scheppen voor ontdekking, toewijding, individualiteit en samenwerking heeft mij als musicus sterk gevormd.

Wat is er leuk aan het spelen in het Ives Ensemble?

Bij het spelen met het Ives Ensemble zijn precies de hierboven genoemde dingen aan de orde: ontdekking, toewijding, individualiteit en samenwerking. Plus een hoop plezier, een lang en bijzonder gemeenschappelijk speelverleden – en niet te vergeten een gezamenlijk streven naar kwaliteit.

Waar lig je wakker van?

Er is de terugkerende droom van een volle wagen met slagwerk – die nog moet worden uitgeladen, terwijl het publiek al zit en zachtjes begint te kuchen… Verder ben ik een goede slaper!

You playing Janáček made me feel like being in my “heimat”.

De Tsjechische Adéla Foldynová (Non-fiction) op Facebook, na afloop van ons concert in het Muziekgebouw aan ‘t IJ.

Maak kennis met de musici: Emma

Vijf vragen aan leden van het Ives Ensemble ter kennismaking. Deze keer: Emma Breedveld


Wat is je eerste herinnering aan muziek?

Ik heb veel flarden herinneringen aan muziek, bijvoorbeeld dat ik op de kleuterschool zong met de klas en we tegelijk een kringdans deden, geweldig leuk. Muziek herinner ik me altijd als deel van het samenzijn; samen zingen, spelen, dansen, doen.

Welk(e) instrument(en) bespeel je?

Viool! Altviool speel ik ook, vind ik ook leuk, vooral door de mogelijkheid een andere rol in een ensemble te vervullen, qua timbre ligt de viool me beter.

Welk stuk of welke componist speel je het liefst?

Sommige muziek herorganiseert al spelende mijn hersenen, muziek van Bach bijvoorbeeld, dat is een lekker gevoel, daarom speel ik graag en vaak zijn Sonates en Partita’s.

Wat is er leuk aan het spelen in het Ives Ensemble?

Het is een steengoed ensemble! Ik kan met zoveel plezier naar mijn collega’s luisteren, om daar een deel van te zijn is zeer bevredigend.

Waar lig je wakker van?

Helaas van zeer veel. Dingen die ik vergeten ben te doen, geluiden, maar ook de ontlading na een concert; alles is goed gegaan, en dan moet ik zo nodig ’s nachts in mijn halfslaap alles of nog ’s goed repeteren.

Maak kennis met de musici: Reinier

Vijf vragen aan leden van het Ives Ensemble ter kennismaking. Deze keer: Reinier van Houdt.

Reinier van Houdt

Wat is je eerste herinnering aan muziek?

Ergens in een ver verleden kroop ik rond over een blauwe vloerbedekking temidden van de klanken van Debussy’s arabesques, gespeeld op een oude oostduitse piano door mijn moeder. Het was alsof de muziek de zon in de kamer was die de atmosfeer zichtbaar maakte.

Welk(e) instrument(en) bespeel je?

Alhoewel ik nooit op pianoles heb gewild speel ik de piano, nog altijd meer en meer op mijn eigen manier. Ik ben gefascineerd door een klank die de atmosfeer bijna tastbaar maakt, kortom door de breking van de klank door het medium waar die zich doorheen beweegt, zij het een lichaam, een instrument of de atmosfeer. Ik houd van opnames waarin ik mezelf niet meer kan herkennen, waarin de klanken moeilijk te identificeren zijn qua herkomst en procédé, kortom door het ontstaan van afwijkingen in plaats van identiteiten. Met mijn spel wil ik altijd – enigszins kinderachtig – een ironische lange neus naar de digitale wereld maken. Muziek is niet terug te voeren tot één partituur, tien vingers of de quasi eeuwigheid van ronde of binaire geluidsdragers. Ik probeer Busoni’s motto tot het mijne te maken : “alles is transcriptie… het is de taak van de muzikant de muziek in de zwevende staat te herstellen waarin de componist die aantrof.” Daarnaast fascineert mij de wiskunde en wetmatigheden van klanken. Het bracht me van de radio en buizenversterker naar de synthesizer en de schoonheid van haar analoge elektronische circuits – naar de nog grotere schitter ze dingen te laten doen waar ze niet voor gemaakt zijn. Tot slot geeft het indiaas harmonium mij het exclusieve gevoel een blazer te zijn en dat ik met die extra adem nog meer in het binnenste van een klank in beweging kan brengen.

Welk stuk of welke componist speel je het liefst?

De muziek die ik het liefst speel is de muziek die ik in de toekomst zal spelen. In dit geval is dat hopelijk een onmogelijk gedachte pianocompositie van de briljante Fluxus-pionier Walter Marchetti, de grote pianocyclus Music and the mind of the world van Tony Conrad van Dream Syndicate en tenslotte een samenwerking met David Tibet van Current 93. En natuurlijk – het is een cliché, maar helemaal waar – Johann Sebastian Bach… gisteren, vandaag en morgen weer.

Wat is er leuk aan het spelen in het Ives Ensemble?

Nieuwe muziek voorziet in de noodzaak je uiteen te zetten met de tijd en doet dat op een speelse en utopische manier: nieuwe manieren van musiceren, luisteren en samenwerken komen samen in een regelrecht sociaal – maar evengoed zeer persoonlijk experiment waarin het het raadsel van het bestaan in het spel wordt gebracht.

Waar lig je wakker van?

Ik kan wakker liggen van alles – zelfs van niets. Het eind van een dag moet op een of andere manier iets meer zijn dan moe zijn.

Maak kennis met de musici: Ruben

Vijf vragen aan leden van het Ives Ensemble ter kennismaking. Deze keer: Ruben Sanderse

Ruben Sanderse

Wat is je eerste herinnering aan muziek?

Als 6-jarige deede ik mee aan een kerstspel, waarin de ouvertüre Wilhelm Tell van Rossini werd gebruikt. Ik raakte al snel zo verzot op dit stuk dat ik thuis met mijn hoofd tussen 2 boxen op de grond lag om te luisteren, vele malen achter elkaar. Als ik mijn moeder moet geloven, werd ik zelfs nijdig als er te hard werd gepraat in de kamer…

Welk(e) instrument(en) bespeel je?

Op de lagere school hield een klasgenoot een spreekbeurt over de viool van zijn moeder. Toen ik thuiskwam deelde ik mijn ouders mee dat ik violist werd. Dit werd natuurlijk eerst met enig ongeloof ontvangen ( daarvoor waren boer en brandweerman favoriet meen ik me te herinneren ), maar sindsdien is dat niet meer veranderd. Vanaf mijn tiende, toen ik met vioollessen begon ben ik in een rechte lijn naar mijn conservatoriumexamen viool gevaren. Na dit examen heb ik de viool verruild voor de altviool. Ik ben ook, stapsgewijs, barokalt gaan spelen, en via die weg bij de Viola d’Amore terecht gekomen. Ik heb ook wel eens een Tenor in mijn handen, en éénmaal zelfs een Viola Pomposa, maar mijn echte instrumenten zijn toch de (barok-)altviool en de d’Amore.a

Welk stuk of welke componist speel je het liefst?

Daar kan ik geen antwoord op geven, de stijlen die ik speel liggen zover uiteen dat je daqt niet meer kan vergelijken. Als je met een stuk bezig bent, je daar helemaal instort, dan is dat op dat moment het mooiste stuk van de wereld, maar dat is dus erg subjectief. Wel zijn terugkerende favorieten bij mij Bach en Brahms, en ook Feldman is ieder keer weer een feest. Maar ja, dan komt er een Beethovenkwartet, een Händelopera of Straussliederen voorbij…

Wat is er leuk aan het spelen in het Ives Ensemble?

Het Ives Ensemble is met geen ander ensemble te vergelijken voor mij. We kennen elkaar al zo lang en zo goed, iedereen heeft zo lekker de ruimte om te doen en te zijn wat ie is en goed in is, er is zoveel onderling vertrouwen en respect. Dat schept een omgeving waarin je goed kan presteren. Het soort muziek dat wij spelen vraagt vaak het uiterste van de spelers, dat is een uitdaging. Zonder die veilige omgeving zou dat allemaal nooit lukken. Ik heb vaak dat ik tijdens een Ives-concert bij mezelf denk: een tijdje geleden dachten we allemaal dat dit niet kon, en nu zitten we hier en doen het gewoon, en het blijkt nog mooi te zijn ook!

Waar lig je wakker van?

Ik lig nergens echt wakker van, en over muzikale dingen al helemaal niet. Ik maak me wel ernstig zorgen over het politieke klimaat in Nederland, en misschien wel de wereld. Het prestatiegerichte denken dat de overhand krijgt, laat geen ruimte meer voor kunstzinnige ( en dus niet persé nuttige ) uitingen, en ook niet voor sociaal denken. Ik zie een direct verband tussen het wegsaneren van kunst en toenemend geweld op straat, dat komt uit dezelfde manier van denken voort. Het tempo en de agressie in deze omslag benauwen me.

Programma Heimat (Muziekgebouw aan ’t IJ)

Download hier het volledige programma als pdf.

Charles Ives (1874-1954) 
March No.II (with Son of a Gambolier)
March No.III (with My Old Kentucky Home)
voor fluit, klarinet, trompet, trombone, tuba, slagwerk en 2 violen

Manuel de Falla (1876-1946) 
El Amor Brujo: Pantomime en Danza Rituel del Fuego (1918)
voor piano, 2 violen, altviool, cello en contrabas

Christopher Fox (1955)
Stone.Wind.Rain.Sun.(1988-89)
voor 2 klarinetten

Toru Takemitsu (1930-1996) 
Landscape (1960)
voor 2 violen, altviool en cello

Silvestre Revueltas (1899-1940) 
El Ranacuajo Paseador (1935)
voor piccolo, 2 klarinetten, 2 trompetten, trombone, slagwerk, 2 violen en contrabas

pauze

Leoš Janáček (1854-1928) 
Concertino (1925)
voor piano solo, klarinet, fagot, hoorn, 2 violen en altviool
– Moderato
– Piu mosso
– Con moto
– Allegro

Walter Zimmermann (1949)
Lokale Musik: 20 Figuren-Tänze transformiert für 6 Instrumente (1977-81)
voor 2 klarinetten, trompet, 2 violen en contrabas

Silvestre Revueltas (1899-1940) 
Homenaje a Frederico Garcia Lorca (1936)
voor piccolo, klarinet, 2 trompetten, trombone, tuba, piano, slagwerk, 2 violen en contrabas
– Baile
– Duelo
– Son 

Charles Ives

Charles Ives (1874, Danbury – 1954, New York) is de eerste werkelijk oorspronkelijke en onafhankelijke Amerikaanse componist en één van de meest fascinerende figuren uit de moderne muziek. Hij leefde en werkte volledig afgezonderd van de muzikale wereld van zijn tijd. Hoewel hij muziek studeerde aan Yale University toonde Ives weinig respect voor academisme. Vertrouwend op zijn eigen verbeelding kwam hij tot vernieuwingen die zijn leraren en tijdgenoten beschouwden als pure waanzin. In zijn ‘Essays before a Sonata’ schreef hij de beroemde woorden: « Schoonheid in muziek wordt maar al te vaak verward met iets dat de oren achterover in een luie stoel doet leunen. Veel geluiden waaraan we gewend zijn storen ons niet, en om die reden zijn we geneigd ze mooi te noemen. Vaak – misschien wel bijna altijd – zullen analytische en objectieve onderzoekingen aantonen, […] dat wanneer een nieuw of onbekend werk al bij de eerste beluistering als mooi wordt ervaren, zijn fundamentele kwaliteit er een is die de geest in slaap neigt te sussen ». Omdat het zonneklaar was dat hij met componeren zijn brood nooit zou kunnen verdienen zonder concessies te doen, ging Ives de zakenwereld in als verzekeraar en richtte hij zijn eigen zeer succesvolle maatschappij op. Zijn spaarzame pogingen om eigen werk uitgevoerd te krijgen leidden meestal tot niets; hij publiceerde enkele van zijn composities in eigen beheer. In zijn laatste levensjaren had hij een zeer zwakke gezondheid en leidde min of meer een kluizenaarsbestaan. De March II en III werden geschreven in 1892, toen Ives nog in Danbury, Connecticut woonde. In die jaren schreef hij een groot aantal marsen voor het orkest van zijn vader. De meeste hiervan zijn verloren gegaan. In March II komt het Amerikaanse volksliedje “Son of a Gambolier” langs en in March III het ook buiten Amerika zeer bekende “My old Kentucky Home”.

Toru Takemitsu
Toru Takemitsu werd geboren in Tokyo op 8 oktober 1930. Op 16-jarige leeftijd besloot hij componist te worden nadat hij in contact kwam met Westerse muziek, jazz, maar vooral ook klassieke muziek, van Debussy, Copland en zelfs Schoenberg, door radiouitzendingen van de Amerikaanse bezettingsmacht. Hoewel hij voornamelijk autodidact was kwam hij via de Japanse componist Toshi Ichiyanagi in contact met de Europese avant-garde, met name Messiaen, Nono en Stockhausen. Ook leerde hij de regisseur Akira Kurosawa kennen en schreef hij muziek voor verscheidene van zijn films. Takemitsu ontving vele prijzen voor zijn composities, waaronder de Los Angeles Film Critics Award voor de muziek bij Kurosawa’s film ‘Ran’ in 1987, de UNESCO-IMC Music Prize (1991), de Grawemeyer Award (1994) en de Glenn Gould Prize (1996). Hij stierf op 65-jarige leeftijd aan longontsteking als complicatie bij de behandeling van blaaskanker. Landscape is een strijkkwartet uit Takemitsu’s vroege periode waarin hij nog sterk beïnvloed was door het werk van Schoenberg en met name Webern. Hij omschreef het werk als “Stilte omzoomd door een halsketting van klanken” en roept het verstilde lege landschap van Japan op door een opeenvolging van op zichzelf staande akkoorden en losse tonen.

Manuel de Falla
Manuel de Falla wordt beschouwd als de grootste Spaanse componist van de twintigste eeuw. Hij werd geboren in Cádiz, Andalucia in 1876. Toen hij 20 was verhuisde hij met zijn familie naar Madrid en studeerde daar bij José Tragó en Felipe Pedrell. In 1907 reisde hij naar Parijs, om daar te worden verwelkomd door Ravel en Debussy (met wie hij al geruime tijd correspondeerde). Door het uitbreken van de eerste wereldoorlog in 1914 werd hij gedwongen om terug te keren naar Spanje. Sergei Diaghilev gaf hem twee jaar later een opdracht voor een werk voor de Ballets Russes. Dit werd het mime-ballet ‘El sombrero de tres picos’, dat in 1919 in Londen met veel succes in première ging in een choreografie van Massine en met decors en kostuums ontworpen door Picasso. In dat jaar vestigde hij zich in Granada, waar hij bleef wonen tot het einde van de burgeroorlog in 1939. Daarna vertrok hij naar Argentinië, waar hij de rest van zijn leven bleef, hoewel de regering van Franco hem vergeefs terug probeerde te krijgen door hem een fors levenslang pensioen in het vooruitzicht te stellen. Hij stierf op 14 november 1946, negen dagen voor zijn zeventigste verjaardag.
De bewerking die de Falla maakte van twee fragmenten van zijn ‘Gitanería’ ‘El Amor Brujo” dateert uit 1915, het jaar waarin hij de eerste versie van het werk voltooide. In 1926 reviseerde hij zowel het complete werk, waarbij het orkest sterk werd uitgebreid, de vorm ingrijpend werd veranderd en de ‘cantaora’ (flamencozangeres) van de originele versie werd vervangen door een klassieke sopraan, als deze bewerking. Twee delen van het werk worden hier achter elkaar geplaatst, met een kleine nieuw gecomponeerde overgang: de Pantomime, en de Rituele Vuurdans.

Christopher Fox
Christopher Fox is geboren in York (Engeland) in 1955. Hij studeerde compositie bij Hugh Wood, Jonathan Harvey en Richard Orton in Liverpool, Southampton en York. In 1981 won hij de compositieprijs van de Performing Rights Society of Great Britain. Sindsdien heeft hij een reputatie als een van de meest eigenzinnige Britse componisten van zijn generatie. Van 1984 tot 1994 was hij docent in de Ferienkuse für Neue Musik in Darmstadt. Van 1994 tot 2004 was hij leraar aan de Universiteit van Huddersfield. Momenteel doceert hij compositie aan Brunel University in Londen, Engeland.
Behalve componist is hij ook schrijver over muziek. Zijn artikelen zijn gepubliceerd in onder andere Contact, Contemporary Music Review, Contrechamps, Musical Times en Tempo. Hij was redacteur van het boek Von Kranichstein zur Gegenwart (1996, Deco Verlag, Stuttgart), de geschiedenis van 50 jaar Ferienkurse in Darmstadt, en van Uncommon Ground, een boek over de muziek van Michael Finnissy (Ashgate Press,1998, London).
stone.wind.rain.sun4 voor twee klarinetten werd geschreven in 1988 en 89 en is het vierde in een serie van vier werken met deze titel (de andere stukken in de reeks zijn voor respektievelijk vier trombones, saxofoonkwartet en versterkte altfluit). Alle vier de werken zijn pogingen om het heuvellandschap van noord Engeland, waar ik opgroeide, te ‘lezen’, van de lucht tot in het gesteente. De muziek bestaat uit lagen van materiaal die worden blootgelegd, geërodeerd en verborgen.
stone.wind.rain.sun4 werd geschreven voor London New Music en in première gebracht door hun twee klarinettisten, Lesley Schatzberger en Alan Hacker in de Purcell Room, Londen op 1 february 1990. Het duurt ongeveer 10 minuten. www.foxedition.co.uk/

Silvestre Revueltas
Silvestre Revueltas, de “grote vrije geest van de Mexicaanse muziek”, werd geboren op 31 december 1899. Na aanvankelijk viool te hebben gestudeerd richtte hij zich meer en meer op componeren en dirigeren. Op uitnodiging van Carlos Chavez werd hij assistent dirigent van het Mexicaans Symfonie Orkest (1929-1935) en hij onderwees viool en compositie aan het nationaal conservatorium in Mexico Stad, waar hij ook het orkest dirigeerde. In 1937 dirigeerde hij verscheidene van zijn werken in Spanje, als steun aan de republikeinse kant tijdens de Spaanse Burgeroorlog. In oktober 1940 overleed hij aan een longontsteking, verhevigd door alcoholisme en algehele verwaarlozing.
El Renacuajo Paseador (het Rondreizende Kikkervisje) werd gecomponeerd in 1935, maar werd pas door de befaamde Mexicaanse dansgroep La Paloma Azul (de Blauwe Duif) in première gebracht op 4 oktober 1940, precies een dag voor de dood van de componist. Het is muziek voor een kinderballetvoorstelling. Het verhaal vertelt de wederwaardigheden van een kikkervisje, zijn moeder, een aantal muizen waar het kikkervisje bevriend mee raakt en een paar zeer bedreigende katten. De muziek, net als het verhaal snellen voorbij met een bijna tekenfilm-achtige vaart.
De Homenaje a Frederico Garcia Lorca begon Revueltas te componeren meteen nadat hij hoorde van de dood van de dichter in augustus 1936. De première werd op 14 november van dat jaar gespeeld door studenten van het conservatorium van Mexico Stad, onder leiding van de componist. Het werk heeft drie korte delen, “Baile” (Dans), “Duelo” (Treurnis) en “Son” (Geluid). De muziek is sterk geïnspireerd door de klank van de traditionele mariachi bands.

Leoš Janáček
Leoš Janáček, werd geboren in Hukvaldy, Moravië (toen deel van het Oostenrijks/Hongaarse keizerrijk, nu deel van Tsjechië) op 3 July 1854. Hij studeerde aan de orgelschool van Praag maar wijdde zich al snel uitsluitend aan het componeren. Zijn studietijd was bijzonder armlastig; bij ontstentenis van een piano in zijn kamer had hij een toetsenbord op zijn keukentafel getekend. In 1880 verhuisde hij naar Wenen om aan het conservatorium compositie te studeren bij Franz Krenn. Na terugkomst in Brno in 1881 werd hij benoemd to directeur van de orgelschool, een post die hij behield tot 1919. In 1905 woonde hij een demonstratie bij ter onderstuening van de Tsjechische Universiteit in Brno, waar de gewelddadige dood van een student niet alleen leidde tot zijn Sonate 1.X.1905 maar ook tot zijn steeds sterker wordende anti-Duitse en anti-Oostenrijkse gevoelens. Hij was mede-oprichter van de Russische kring, een nationalistische beweging die in 1915 officieel werd verboden door de Oostenrijkse politie. In 1917 kreeg hij een verhouding met de 38 jaar jongere Kamila Stösslová, die de rest van zijn leven als zijn muze fungeerde. Hij onderhield een obsessieve correspondentie met haar en schreef ongeveer 730 brieven. In 1925 stopte hij met lesgeven maar bleef bijzonder aktief als componist en zijn grootste en belangrijkste werken dateren vrijwel allemaal uit zijn laatste drie levensjaren. In 1927 werd hij, samen met Arnold Schoenberg en Paul Hindemith lid van de Pruissische academie voor de Kunsten. In augustus 1928, op een vakantie met Stösslová en haar zoon, vatte hij een verkoudheid die zich snel ontwikkelde tot een longontsteking. Hij stierf op 12 augustus in een sanatorium in Ostrava.
Het Concertino werd geschreven in de eerste maanden van 1925. Janaček was onder de indruk geraakt van het spel van de pianist Jan Heřman en besloot het werk aan hem op te dragen. In eerste instantie zou het werk een pianoconcert worden met als titel “Lente”. In 1927 schreef Janáček een programma voor het werk waarbij hij het thema in het eerste deel (alleen voor piano en hoorn) vergeleek met een ‘knorrig egeltje’. De klarinet in het tweede deel is een ‘zenuwachtige eekhoorn, Het derde deel roept de geluiden op van de nachtuil en andere nachtdieren. Het laatste deel omschreef hij als een ‘scène uit een sprookje, waarin iedereen in een woordenwisseling is geraakt’.

Walter Zimmermann
Walter Zimmermann leerde op jonge leeftijd piano, viool en hobo spelen en begon met componeren op twaalfjarige leeftijd. Van 1970-73 studeerde hij bij Mauricio Kagel tijdens de Kölner Kurse für Neue Musik, aan het instituut voor sonologie in Utrecht en aan het etnologisch centrum Jaap Kunst in Amsterdam. In 1974 verhuisde Zimmermann naar de Verenigde Staten om computermuziek te studeren. Hij reisde het land rond om gesprekken te hebben met 23 Amerikaanse componisten; deze werden gebundeld in het boek Desert Plants. In 1977 opende hij de Beginner Studios in Keulen waar hij tot 1984 concerten organiseerde. In 1992 organiseerde hij in Frankfurt samen met Stefan Schädler het Anarchic Harmony Festival ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van John Cage. Hij doceerde compositie aan de conservatoria van Luik (1980-84) en Karlsruhe (1990-92) en is sinds 1993 professor voor compositie aan de Hochschule der Künste in Berlijn. Hij schreef verscheidene boeken waaronder Desert Plants (1976), Insel Musik (1981) en Morton Feldman Essays (1985). In 2009 werd hij benoemd tot ereprofessor aan het conservatorium van Beijing, China.
Het project Lokale Musik (1977-2004) gaat over de verschillende soorten relaties tussen muziek en landschap. Als specifieke plek voor de cyclus werd gekozen voor Franken (Duitsland) en in het bijzonder de omgeving van Fürth nabij de stad Cadolzburg. Uitgebreid onderzoek werd ondernomen naar de collecties van dansmelodieën en geschriften met boerendansen die terugvoeren tot de vroege 19e eeuw. Ook werden uitgebreide gesprekken gevoerd met boeren uit de omgeving om de volksmuziek van de streek terug te vinden. Deze talrijke dansmelodieën (walsen, Zwiefache, Ecossaisen, Mazurka’s, Rheinländer, galop) vormen de basis voor Lokale Musik. In 20 Figuren-Tänze transformiert für 6 Instrumente wordt van een onhoorbaar tweestemmig origineel door combinaties van boventonen een zesstemmige zetting geconstrueerd. De onderdelen van Lokale Musik zijn: Ländler- Topographien, Leichte Tänze (20 Figuren-Tänze is deel 3 van dit onderdeel), Stille Tänze, Wolkenorte, Seiltänze en Der Tanz und der Schmerz.

De plek waar je opgroeit is ook voor veel componisten de belangrijkste plek op aarde: hun thuis, het landschap van hun jeugd, de geuren, geluiden en kleuren van hun stad of dorp. Er is hier geen sprake van sentimentaliteit of chauvinisme, maar van inspiratie voor de meest uiteenlopende soorten muziek.

Van de landschappen van Japan en Noord-Engeland, verklankt door Takemitsu en Fox, de volksmuziek van Duitsland en Mexico verklankt door Zimmermann en Revueltas, tot de kindergedichtjes van Tsjechië en de flamenco van Zuid-Spanje van Jánacek en De Falla: in Heimat laat het Ives Ensemble horen dat de vaderlandse cultuur in veel landen een onuitputtelijke bron van ideeën vormt.

Programma:
Silvestre Revueltas El ranacuajo paseador
Toru Takemitsu Landscape
Manuel de Falla Pantomime en Rituele Vuurdans uit: El amor brujo
Walter Zimmermann Lokale Musik, 20 Figuren-Tänze transformiert für 6 Instrumente
Charles Ives March nr. 2 (with Son of a Gambolier), March nr. 3 (with My Old Kentucky Home)
Leoš Janáček Říkadla
Silvestre Revueltas Homenaje a Frederico Garcia Lorca

Meer informatie
Muziekgebouw aan ‘t IJ
Facebook evenement
Ives Ensemble op Facebook
Ives Ensemble op Twitter 

http://www.youtube.com/watch?v=FmVS

This Friday, we will play Luc Ferrari’s ‘A la recherche du rythme perdu’ in our new series News from the Front. Here is a brief description of this piece, and a clip from YouTube:

‘“It is a rather complex affair, if, as the title suggests, one gives the matter a minute’s thought. First came in 1972 a composition entitled ‘Programme commun pour clavecin et bande magnétique’ (Common programme for harpsichord and tape) created and played many times by Elisabeth Chojnacka. Then, in 1978, the same tape was used for another score entitled ‘A la recherche du rythme perdu’ (Searching for the lost rhythm) for piano, percussion and tape, which was always played without percussion. Last came in 1989 this recording that profits by the active participation of a tambourine player (this instrument takes the percussion role). This ‘rocambolesque’ story tells the interesting adventure (thus the title: Reflection on writing) of a score and a magnetic tape that gave birth to several ‘compostions’. ’A la recherche du rhythme perdu’ is truly linked to oral tradition, i. e. speech replaces writing. And even though the code still exists, it isn’t there anymore to point to the score, but rather as an appeal to musical intuition. The same for the rhythm – a body becomes animated with a rhythmic reality through all those slight variations which do not appear in the score. This is what the title points to. As for the sound and the story it tells, it’s up to the listener to find his way.’

(Source: Luc Ferrari ‘A la recherche du rythme perdu’.)